Ik ben aangekomen in de meest afgelegen ecolodge van Madagaskar: Simpona Ecolodge in het woud van Antsahabe in natuurpark Makira, ten noorden van Maroantsetra. Een motorbootje voer Petra, de programmamanager van de WCS, en mij over de Antainambalanarivier in vijf uur naar dit woud. Een tocht waar je normaal gesproken zo’n drie uur over doet, maar de stroming is nog krachtig door al het regenwater dat is gevallen na de cycloon. Een voettocht van twee uur bracht ons vervolgens naar deze lodge. Dat wil zeggen: twee uur voor Petra en mij. Want de Malagassiërs die ons vergezellen – een gids, een kokkin, een lokale medewerker van de WCS en een aantal vrouwen uit het nabijgelegen dorp – zijn binnen een halfuur al boven. Zonder schoenen en inclusief onze proviand en bagage die ze dragen op hun hoofd alsof het niets is, leggen ze het traject bijna rennend af. Voor ons is het minder gemakkelijk: het pad is steil, soms meer dan 65%, glibberig, en de treden – als die er zijn – zijn hoog terwijl ze vaak te klein zijn om je hele voet op te zetten. Als we uiteindelijk aankomen, hebben de vrouwen onze bungalows gebruiksklaar gemaakt en is de kokkin druk bezig ons eten te bereiden.
Het is prachtig hier: in het noordoosten van het land bevinden zich de laatste primaire regenwouden van Madagaskar. In deze wouden struinde de Malagassische megafauna nog maar tweeduizend jaar geleden rond totdat de mens het land bereikte en deze enorme dieren waarschijnlijk uitroeide. Het is de natste plek van het land. Tussen de regenbuien door, die hier vallen alsof er een gigantische emmer wordt leeggegooid, schijnt een hele warme zon. In dit gebied leeft een zeldzaam dier: de zijdesifaka, een lemurensoort. Er zijn er maar zo’n 250 van. Daar moet gelijk bij gezegd worden dat er nooit veel van zijn geweest. Ze komen alleen maar voor in dit specifieke gebied. In Madagaskar is ongeveer 80% van alle dier- en plantensoorten endemisch. En veel is niet alleen endemisch aan het land, maar ook aan een afgebakend gebied in het land. Het woud van Makira, een stipje op de wereldkaart, bevat 1% van alle biodiversiteit van de wereld.
De lodge is gebouwd op een voormalige illegale rijstplantage. Toen werd ontdekt dat er twee groepen sifaka’s in de buurt van de plantage leefden, werd de plantage opgedoekt en een onderzoekscentrum ingericht. Daar zijn nu twee toeristenbungalows aan toegevoegd. Het mooie van dit ecotoeristische project is dat het door de lokale gemeenschap is opgezet. De hele gemeenschap bepaalt wat er gebeurt met de jaarlijkse winst. Het afgelopen jaar hebben ze er cement mee aangeschaft voor de vloer van het lokale hospitaaltje. De WCS ondersteunt de gemeenschap met de professionalisering van het project. Ik ga hier de komende weken mee helpen. Maar eerst wil ik natuurlijk de zijdesifaka zien.
Twee gidsen nemen ons mee het woud in. We doorkruisen rivieren tot ver boven onze knieën, lopen over glibberige paden, hijsen ons aan lianen naar boven en glijden op ons achterste naar beneden. Mijn angst voor spinnen geef ik geen kans, want die vergroot de mogelijkheid op een serieuze valpartij. Maar geen glimp van de zijdesifaka. Wel zien we een hoop andere dieren waaronder een brookesia, de kleinste kameleon ter wereld. Hij past op mijn pink, wat hij niet leuk vindt. (Sommige passen op een vingernagel!) Ik zet hem weer terug op de bladeren en als hij van een bruin naar een geel blad wandelt, verandert hij voor mijn ogen van kleur.
We nemen een andere route. Nu gaan we niet meer omhoog of omlaag maar horizontaal langs een steile helling. Dat wil zeggen: ik plant mijn door de gids vervaardigde wandelstok tussen mijzelf en een potentiële val aan de linkerkant, klamp me vast aan een boom aan de rechterkant, en schuifel daartussen over de spekgladde ondergrond. De gidsen huppelen ondertussen op blote voeten langs de afgrond naar boven turend op zoek naar een sifaka. Het begint te regenen, eerst zachtjes, vervolgens krijgen we een stortbui over ons heen. Ik ben er nu wel klaar mee. De gidsen leiden ons terug naar de lodge. Als we het dak van onze bungalows al zien, springt er toch ineens een sifaka door het bladerdek. En nog één. Twee sneeuwwitte halfapen met zijdeachtige vachten en zwarte gezichtjes kijken op ons neer. Ze maken alarmerende blafgeluidjes en zijn duidelijk niet blij met ons. Maar ik wel met hen! Want ik sta middenin een ongerept oeroud woud te kijken naar één van de zeldzaamste dieren op aarde die hier in alle vrijheid hun leven leiden zoals alle wilde dieren zouden moeten kunnen.
Onder de douche trek ik nog drie bloedzuigers van mijn kuiten en buik. Volgezogen verdwijnen ze in het doucheputje.
Dit is een verhaal uit Het zingen van de indri – dwars door Madagaskar.