8 augustus 1866 – 9 maart 1955
“I think I’m the first man to sit on the top of the world,” zei Matthew Henson tegen zijn reisgenoot Robert Peary, die 45 minuten na hem de Noordpool bereikte. Daar was deze reisgenoot niet blij mee. Hensons’ prestatie werd dan ook genegeerd. En dat was niet moeilijk in die tijd. Want Henson was zwart. Alle credits voor deze mijlpaal gingen daarom naar de witte Peary. Een ode aan een zwarte ontdekkingsreiziger.
Henson werd geboren in Nanjemoy, Maryland, als zoon van vrije zwarte ouders. Zijn moeder overleed toen hij twee was; toen zijn vader overleed was hij elf jaar oud. Op twaalfjarige leeftijd werd hij scheepsjongen op het koopvaardijschip Katie Hines. De kapitein van dit schip, kapitein Childs, ontfermde zich over Matthew Henson en leerde hem lezen, schrijven en de principes van het navigeren. Met de Katie Hines voer hij tot zijn achttiende de wereld rond. Hij bezocht Europa, Azië en Afrika.
In 1884 overleed Childs. Matthews dagen op het schip waren voorbij. Hij belandde in Washington waar hij werk vond in een hoedenwinkel. Daar liep op een dag later dat jaar admiraal Robert Peary binnen, vlak voordat deze in opdracht van de marine naar Nicaragua vertrok. Henson en Peary raakten aan de praat. Peary was zo onder de indruk van de bereisde jongeman dat hij hem vroeg zijn persoonlijk assistent te worden. Daar hoefde Henson niet lang over na te denken. De daaropvolgende twee jaar voeren ze door Centraal-Amerika. Tijdens deze reizen stak Peary Henson aan met zijn langgekoesterde wens het Noordpoolgebied te verkennen.
In 1891 reisde Henson voor het eerst naar Groenland om de Noordpool te bereiken in een expeditie die werd betaald door de National Geographic Society en een aantal onderzoeksinstituten. Peary was de expeditieleider, en gaf leiding aan een team van zes leden. Aan het einde van deze expeditie waren alleen Henson en Peary nog over; de andere teamleden hadden de expeditie al eerder verlaten. Maar de kou, kruiend pakijs, gebrek aan voedsel en de levensgevaarlijke verraderlijke ijsvlakten braken uiteindelijk ook Henson en Peary op.
Vier jaar later deden ze een nieuwe poging. Opnieuw gingen ze naar Groenland, waar Henson bevriend raakte met de Inuit die er leefden. Hij leerde hun taal, en zij leerden hem hoe hij moest omgaan met sledehonden en iglo’s te bouwen. Hij kreeg een relatie met een Inuit-vrouw met wie hij later zijn enige kind kreeg, zijn zoon Anauakaq. Zijn nieuwe vaardigheden ten spijt: opnieuw moest de expeditie worden afgebroken vanwege de barre omstandigheden. Om niet van de honger om te komen, aten ze zelfs één van hun honden op. De Noordpool bleef nog een tijdje achter de horizon liggen. Wel namen ze een aantal gevonden meteorieten mee naar huis. Die verkochten ze aan het American Museum of Natural History om toekomstige expedities mee te financieren.
Zonder de Inuit en de skills van Henson had Peary de Noordpool nooit kunnen bereiken.
Er volgden nog verschillende pogingen, soms met dramatische afloop. Zo kwamen er in 1902 zes Inuit van hun team om van de honger. In 1906 zetten ze grof geschut in: de SS Roosevelt, een ijsbreker. Op land legden ze vervolgens duizenden mijlen af met sledehonden, maar uiteindelijk werd hun weg versperd door pakijs. Opnieuw waren ze genoodzaakt terug te keren zonder hun doel te bereiken. Maar drie jaar later werden hun inspanningen eindelijk beloond. Met een team van 49 Inuit, 246 honden, en een enorme voorraad walvis- en walrusvlees begonnen ze de reis met een nieuwe strategie. Ze gingen aan land op Ellesmere Island waar ze werkten in ploegendiensten. Elke ploeg legde een pad aan met een aantal iglo’s ernaast waarin voedsel en andere noodzakelijkheden werden opgeslagen. Elke dag werd het pad door een nieuwe ploeg verlengd. Het laatste deel werd afgelegd door Henson, Peary, vier Inuit en een roedel sledehonden.
En zo bereikte Henson op 6 april 1909 – net iets eerder dan Peary – de Noordpool. Hij legde de Amerikaanse vlag op de felbegeerde plek. Dat schoot Peary in het verkeerde keelgat. Peary pakte de vlag, maakte die aan een stok vast en plantte die stevig op een andere plek, een paar meter verder dan waar Henson hem had gelegd.
“I was in the lead that had overshot the mark a couple of miles. We went back then and I could see that my footprints were the first at the spot,” verklaarde hij later aan een journalist.
Henson schreef in zijn memoires: “From the time we were at the Pole, commander Peary scarcely spoke to me. It nearly broke my heart.”
Terug in de VS werd Peary met alle egards ontvangen door onder andere de National Geographic Society, de Explorers Club, het leger en de regering. De minstens gelijkwaardige – zo niet grotere – bijdrage van Henson werd compleet genegeerd door het establishment. Zonder de Inuit en de skills van Henson had Peary de Noordpool nooit kunnen bereiken (iets wat Peary trouwens ook altijd heeft onderstreept). Maar dat een zwarte man deze prestatie eerder zou leveren dan een witte was ondenkbaar in 1909. Wel werd Henson warm onthaald door de zwarte gemeenschap. Zijn verhaal beschreef hij in zijn boek A Negro Explorer at the North Pole, dat in 1912 werd gepubliceerd. Dat hij zichzelf hierin een sobere rol toedichtte naast Robert Peary, zegt iets over zijn bescheiden persoonlijkheid. Peary schreef overigens het voorwoord voor dit boek.
De rest van zijn leven werkte Henson als ambtenaar bij het US Customs House in New York. Maar na zijn pensioen kreeg hij wel de erkenning die hem toekomt. In 1937 werd hij voorgedragen als lid van de exclusieve Explorers Club in New York, en in 1949 werd hij als eerste Afro-Amerikaan een Honorary Member. Hij overleed op 9 maart 1955 in New York waar hij werd begraven op een begraafplaats in de Bronx. In 1988 kreeg hij een herbegrafenis op het Arlington National Cemetry, de militaire begraafplaats van de VS waar ook verdienstelijke burgers een ereplek krijgen. Zijn inmiddels bejaarde zoon Anauakaq – die zijn vader na 1909 nooit meer had gezien – woonde de plechtigheid bij, samen met zijn kinderen en kleinkinderen. Henson ligt nu begraven op een plek nabij zijn oude vriend Robert Peary.