15 oktober 1831 – 7 oktober 1904
Haar hele leven had ze last van een slechte gezondheid, maar al haar klachten verdwenen zodra ze op reis was. Isabelle Bird was de eerste vrouw die werd toegelaten tot de Royal Geographical Society én de Royal Photographic Society. Ze ging de hele wereld over, kwam op plekken waar mannen zich indertijd amper durfden te vertonen en kon leven van de boeken die zij daarover schreef. Daarmee werd ze een lichtend voorbeeld voor de vrouwen van haar tijd en ver daarna.
Isabella werd geboren in het Engelse Boroughbride. Haar vader, dominee-predikant Edward Bird, leerde haar alles over flora en fauna en bracht haar een levenslange liefde voor de natuur bij. Zoals alle meisjes van die tijd ging ze niet naar school, maar haar ouders zorgden ervoor dat hun dochters konden lezen en schrijven. Als kind al had Isabella een vrije geest. Ze reed paard, roeide graag en las alles wat los en vast zat. Op haar zestiende schreef zij een pamflet over vrije handel versus protectionisme.
Haar gezondheid liet echter te wensen over. Ze leed aan chronische pijnen en had last van slapeloosheid. Toen zij 19 was, werd er een tumor uit haar ruggengraat verwijderd. Ze bleef echter geplaagd door ondefinieerbare kwalen, wat uiteindelijk ook vat kreeg op haar mentale gezondheid. Daarom adviseerden artsen Isabella een zeereis te maken. De zeelucht zou haar goed doen.
Met $ 100 van haar vader op zak, voer zij in 1854 naar Noord-Amerika. Ze trok door het noordoosten van de VS en Canada, terwijl haar kwalen verdwenen als sneeuw voor de zon. Haar avonturen beschreef ze in brieven aan haar zus Henrietta. Deze brieven werden de basis van haar eerste reisboek, An Englishwoman in America, dat in 1856 verscheen.
Eenmaal terug in Engeland kwamen haar demonen weer opzetten. In 1858 overleed haar geliefde vader. Samen met haar moeder en zus verhuisde ze naar het Schotse Edinburgh. Ze maakte regelmatig uitstapjes naar de Verenigde Staten en het zuiden van Europa, maar pas op haar 41e maakte ze weer een echte reis. Op advies van haar artsen naar Australië dit keer. Wellicht dat een ander klimaat heilzaam zou zijn.
Maar het continent viel haar tegen. De hitte verstikte haar, evenals het strakke sociale keurslijf waar ze al snel werd ingeperst, iets waar ze nou juist vanaf wilde en wat volgens haar, zoals ze op latere leeftijd beweerde, de oorzaak van haar fysieke lijden was. Ze besloot dan ook terug te keren naar huis, met een tussenstop op de Sandwich Islands (het huidige Hawaï).
Ze bivakkeerde twee maanden in een ingesneeuwde hut met twee jongemannen, trotseerde sneeuwstormen en reed 1.300 kilometer te paard door de Rocky Mountains, waar ze zich in een affaire stortte met de eenogige, alcoholische outlaw Jim Nugent.
Dat was de beste beslissing van haar leven. Ze beklom de Mauna Kea en de Mauna Loa, overleefde overstromingen en sliep onder de sterren op de flanken van een vulkaan. De tussenstop duurde een halfjaar. Ze beschreef dit verblijf in haar tweede reisboek The Hawaiian archipelago: six months among the Palm Groves, Coral reefs and Volcanoes of the Sandwich Islands, dat uitkwam in 1875. Hiermee verdiende ze haar sporen. Binnen een jaar was het boek volledig uitverkocht. Ze kreeg een levenslang contract van haar uitgever wat haar financiële onafhankelijkheid bracht. Een ongekende prestatie voor een vrouw toentertijd.
Vanaf de Sandwich Islands voer ze naar Noord-Amerika, Colorado, toen nog een staat vol bandieten, cowboys, pelsjagers en pioniers. Ze bivakkeerde twee maanden in een ingesneeuwde hut met twee jongemannen, trotseerde sneeuwstormen en reed 1.300 kilometer te paard door de Rocky Mountains, waar ze zich in een affaire stortte met de eenogige, alcoholische outlaw Jim Nugent.
“A man any woman might love but no sane woman would marry,” schreef ze Henrietta.
Met pijn in haar hart nam ze afscheid van hem. Niet lang daarna werd Jim gedood in een vuurgevecht. Haar avonturen in de Rockies beschreef ze in haar bekendste boek, A lady’s life in the Rocky Mountains.
Na het Wilde Westen richtte ze haar pijlen op het Verre Oosten. Ze reisde door Japan, Korea, Vietnam, Singapore en Maleisië. Dat was niet zonder gevaar: vaak kwam ze op plekken waar geen Europeaan eerder voet had gezet en ze was lang niet overal welkom. Haar EHBO-kit was haar redding. De hulp die ze kon bieden met haar medicijnen veranderde de houding van de mensen die ze tegenkwam. Voor de zekerheid had ze ook een revolver bij zich.
In 1880 stierf haar zus. Ze accepteerde het huwelijksaanzoek van John Bishop, een bevriend arts die haar zus had verzorgd en al langer een oogje op Isabella had. Ze hadden een goed huwelijk, maar het was van korte duur. Na vijf jaar overleed John. Hij liet haar een grote som geld na. Isabella, bijna 60, vertrok naar India. Daar zette ze twee ziekenhuizen op: het Henrietta Bird Hospital in Amritsar, en het John Bishop Memorial Hospital in Srinagar. Ze reisde door naar Perzië, Koerdistan en Turkije, in dat laatste land met haar eigen karavaan.
Isabella Bird was in 1892 de eerste vrouw die werd toegelaten als lid van de Royal Geographic Society. Inmiddels had ze zich ook bekwaamd fotografie, dat een grote passie van haar werd. Eind 19e eeuw reisde ze meerdere malen door China om het leven van de gewone Chinees op beeld vast te leggen. Haar werk kenmerkte zich door de hoge kwaliteit en de buitengewone omstandigheden waaronder de foto’s werden genomen. Weinig mensen durfden het aan door deze contreien te reizen. Haar reportages leverden haar in1897 ook het lidmaatschap van de Royal Photographic Society op.
Haar laatste reis ging door Marokko. Terug in Edinburgh werd ze ziek. Hoewel ze alweer bezig was met de planning van een volgende reis naar China, overleed Isabelle een week voor haar 73e verjaardag.