14 oktober 1797 – 27 oktober 1858
Ze leerde haar ouders eerder vrezen dan liefhebben. “Maar anders had ik nooit de moed gehad om twee keer de wereld rond te reizen,” schreef Ida Pfeiffer. Als vrouw alleen, aan de vooravond van de laatste grote ontdekkingsreizen, reisde zij qua afgelegde kilometers echter niet ‘slechts’ twee keer, maar liefst zeven keer de aarde rond. Ze kwam op plaatsen waar geen blanke ooit eerder was geweest. Met als belangrijkste bagage een hoofdkussen en haar dagboek.
Ida Pfeiffer was het enige meisje in een gezin van zes kinderen. Haar ouders waren succesvolle textielhandelaren die hun kinderen met liefdeloze, harde hand opvoedden. Ida voelde zich meer een jongen dan een meisje: zij kleedde zich in jongenskleren en speelde liever met zwaarden dan met poppen. Haar vader hield haar niet tegen. Maar toen hij op haar tiende overleed, wilde haar moeder dat zij haar jongensachtige gedrag afleerde, en jurken ging dragen en piano leerde spelen. Dat ging niet zonder slag of stoot. Bij de overwinningsintocht van Napoleon in Wenen stond zij – tot grote onvrede van haar moeder – met haar rug naar hem toe. Toen hij omkeerde om nogmaals langs te rijden en haar moeder haar dwong met haar gezicht naar hem toe te staan, sloot ze demonstratief haar ogen. Ida was toen elf jaar oud.
Ze las alle reisboeken die ze tegenkwam, en volgde de verhalen van de ontdekkingsreizigers van haar tijd. Maar zij realiseerde zich al snel dat het voor een vrouw bijna niet te doen was in hun voetsporen te treden. Op haar dertiende kreeg ze privélessen van een jongeman die haar voor altijd veranderde.
“Hij was de eerste persoon in mijn leven die enige sympathie en affectie voor mij toonde,” vertelde ze later.
Ze werd smoorverliefd op hem.
“Aan hem dank ik dat ik inzicht kreeg in de plichten en de positie van een vrouw, en door hem veranderde ik van een wilde meid in een bescheiden stil meisje.”
Een aantal jaar later ontstond er een prille romance met deze man, maar die werd door haar moeder in de kiem gesmoord. Die stond erop dat zij het huwelijksaanbod aanvaardde van de 24 jaar oudere weduwnaar en advocaat Mark Anton Pfeiffer. Zij trouwde met hem op 22-jarige leeftijd en samen vertrokken ze naar Lemberg (Oekraïne).
Het was geen slecht huwelijk. Pfeiffer was een integer advocaat die hierdoor echter in de problemen kwam. Hij stelde de corruptie van Oostenrijkse notabelen aan de kaak, wat hem veel vijanden opleverde. Hij werd werkloos en nam Ida en hun zonen Oscar en Alfred mee in een spiraal van grote armoede. Noodgedwongen verhuisde het gezin terug naar Wenen, waar Ida teken- en muzieklessen gaf. Pas toen haar moeder in 1837 overleed en het gezin een erfenis naliet, kwamen ze de armoede te boven. Ida besteedde bijna al dit geld aan een opleiding voor haar kinderen. Een jaar later overleed haar man. Met haar kinderen onder de panne en geen andere verplichtingen meer, kwam haar oude passie weer om de hoek kijken. Op haar 45e besloot ze te gaan reizen.
Haar eerste reis werd een pelgrimstocht. Met een stoomboot zakte ze de Donau af naar de Zwarte Zee, en – nooit eerder op een paard gezeten – reed zij te paard door Griekenland naar Constantinopel. Ze bezocht onder andere Jeruzalem, Bethlehem en Nazareth, reisde via Syrië en Libanon naar Egypte en zeilde over de Nijl naar de piramides. Via Cairo naar Malta, Sicilië en Napels kwam ze aan in Rome waar de paus haar audiëntie verleende. Negen maanden na haar vertrek kwam ze weer aan in Wenen. Ze schreef haar eerste reisboek (Reise einer Wienerin in das heilige Land). Voordat het werd uitgegeven, moesten haar broers het manuscript goedkeuren. Het boek werd uitsluitend voorzien van haar initialen. Het werd lovend ontvangen.
Waarschijnlijk was Ida Pfeiffer de eerste die IJsland op beeld heeft vastgelegd.
Met het geld dat ze ervoor kreeg, ondernam ze in 1845 haar tweede reis. Die ging naar Scandinavië en IJsland. In IJsland trok ze rond in een ponywagen. Ze had een daguerreotypie mee. Waarschijnlijk was Ida Pfeiffer de eerste die IJsland op beeld heeft vastgelegd. Ze verzamelde er ook stenen en mineralen. Na een halfjaar keerde ze terug en schreef haar tweede reisboek: Reise nach dem Skandinavischen Norden und der Insel Island. Het werd vertaald in vijf talen, waaronder het Nederlands en het Maleisisch.
Een halfjaar later begon ze aan haar eerste wereldreis. Ze voer naar Rio de Janeiro waar ze zichzelf verdedigde met een paraplu tegen een ontvluchte slaaf die haar bedreigde met een mes. (Mary Kingsley, die andere reisheldin, zou jaren later ook een paraplu als wapen gebruiken: tegen een krokodil in de Afrikaanse jungle.)
“Hij zwaaide er woedend mee in het rond en bracht me twee diepe wonden toe.”
Ze maakte een zware zeereis rond Kaap Hoorn (plat op de scheepsvloer liggend en zich vastklampend aan van alles om niet van boord te vallen) en bezocht Chili en Ecuador. Vervolgens voer ze naar Tahiti. Daar was ze geschokt door de seksuele vrijheid van de vrouwen. Ze voer verder naar China. Hier reisde ze noodgedwongen in gezelschap: ze werd veelvuldig uitgescholden en met stenen en bekogeld door Chinezen die niets begrepen van een blanke vrouw alleen op reis. Van Hong Kong naar Singapore via Ceylon kwam ze aan in India. Daar verbleef ze enkele maanden. Ze voer over de Ganges en joeg op olifanten en tijgers.
“Ik gedraag me dapper,” schreef ze in haar dagboek, “zodat de mannen geen idee hebben van wat er in mij omgaat.”
De reis vervolgde per schip naar Perzië en via de Kaukasus en over de Zwarte Zee kwam ze na twee jaar (in 1848) weer aan in Oostenrijk. Gedurende haar reis verzamelde ze planten, mineralen en dieren. Bij terugkomst kreeg ze er 1.500 Oostenrijkse guldens voor. Ze beschreef de reis in haar derde boek Eine Frau fährt um die Welt. Hiermee vestigde Ida zich als reisboekenschrijver van naam. Waar haar verhalen zich vooral in onderscheidden, waren de plaatsen die zij bezocht tijdens haar reizen. Dat waren niet alleen voor de hand liggende plekken, maar ook fabrieken, gevangenissen en ziekenhuizen. Ze schreef over lokale omstandigheden zoals het weer, reis- en verblijfkosten, specifieke routes, en tips en trics voor alleenreizende vrouwen. Ida Pfeiffer is hiermee de grondlegger van de hedendaagse reisgidsen.
Ida liet zich op haar wereldreizen leiden door wat op haar pad kwam. Ze had wel een bepaalde richting in gedachten, maar de omstandigheden ter plekke en haar zuinigheid bepaalden haar route. In 1851 ging ze voor de tweede keer op wereldreis. Vanuit Londen voer ze naar Kaapstad, aanvankelijk met het idee Zuid-Afrika verder te ontdekken. Maar in Kaapstad kreeg ze het aanbod mee te varen naar Singapore. Daar verbleef ze enkele maanden in de jungle om insecten te verzamelen. Ze wilde daarna naar Australië gaan, maar ging in plaats daarvan naar Borneo omdat ze goedkoop kon meevaren. Ze bezocht er de Dajaks, een koppensnellersstam. Ze maakte een tocht dwars door de jungle (blootsvoets) van 1.500 kilometer en reisde verder naar Java en Sumatra. Op Sumatra ging ze op zoek naar een andere notoire stam: de kannibalistische Bataks. Ze trok de hooglanden van Java binnen, zag hutten met opgehangen hoofden en kwam bijna tot het Tobameer, dat tot dan toe nog nooit door een blanke was gezien. Daar werd het erg gevaarlijk voor haar maar omdat de Bataks haar aanzagen voor iets onmenselijks (alleen iets bovenaards durfde volgens hen hun gebied te betreden), keerde ze veilig terug. Toch was ze gecharmeerd van de vriendelijkheid van de Bataks. Ze vond niet dat Europeanen beter waren.
“Is onze geschiedenis immers ook niet gevuld van moord en verraad?” schreef ze.
In haar boeken stond zij kritisch tegenover kolonialisme, slavernij en de missie.
Ze werd gedwongen Madagaskar lopend dwars door de jungle te verlaten.
Haar reis bracht haar vervolgens naar de westkust van Noord-Amerika. Ze kwam aan in San Fransisco, bezocht de goudmijnen in Californië en verdedigde ook daar de inheemse bevolking. Ze kriskraste over het Amerikaanse continent. Ze ging naar Peru, beklom bergen in Ecuador, zag er de Cotopaxi lava spugen, belandde weer in de VS waar ze met een raderboot over de Mississippi voer en ten slotte de Niagara Falls bezocht. Na een korte excursie naar Canada ging ze op bezoek bij haar zoon Oscar, die inmiddels op de Azoren woonde. Via New York keerde ze uiteindelijk terug naar Europa. Ze was vier jaar onderweg geweest.
Haar vierde boek Meine zweite Weltreise werd een bestseller. Geografische genootschappen in Berlijn en Parijs lieten haar toe maar de Royal Graphic Society of Great Britain, waar veel van haar helden lid van waren, was verboden voor vrouwen. Koning Friedrich Wilhelm IV kende haar de Gouden Medaille voor Kunst en Wetenschap toe. In Wenen zette zij een privékabinet op met vondsten en kunstobjecten die zij tijdens haar reizen had verzameld.
Ze nam zich voor rustiger aan te doen, maar het bloed kroop waar het niet gaan kon. In 1856 ging ze opnieuw op pad. Bestemming Australië. Maar opnieuw brachten de omstandigheden ter plekke haar naar andere oorden. In Kaapstad werd ze uitgenodigd door de fransman Joseph-François Lambert om met hem naar Madagaskar te gaan. Vanaf Toamasina reisden ze in draagstoelen en kano’s naar de hoofdstad Antananarivo. Wat Ida echter niet wist, was dat Lambert samen met Napoleon en de zoon van koningin Ranavalona I van Madagaskar een coup voorbereidde om het Franse handelsgebied uit te breiden. Ranavalona kwam echter vroegtijdig achter deze plannen en verbande het gezelschap, inclusief Ida die er niets mee te maken had, van haar eiland. Ze werd gedwongen Madagaskar lopend dwars door de jungle te verlaten. Tijdens deze zware voettocht werd zij ernstig ziek. Door koortsaanvallen had zij “nauwelijks nog kracht om op te staan en een paar stappen te zetten.”
Lambert nam haar mee naar Mauritius waar zij vier maanden verbleef om op krachten te komen en haar reis naar Australië te vervolgen. Maar vlak voordat ze verder wilde, werd ze opnieuw door koortsaanvallen getroffen. Ze keerde terug naar Europa. Via Londen kwam ze ten slotte per trein aan in Wenen. Ze werd op een brancard de trein uitgedragen en stierf een maand later op 61-jarige leeftijd. In de zestien jaar dat zij heeft gereisd, legde ze een afstand af die gelijk is aan zeven keer rond de wereld.
Oscar gaf in 1861 haar laatste reisverslag uit: Reise nach Madagaskar. Daarin schemerde haar zoektocht door naar onafhankelijkheid ten opzichte van de beperkte mogelijkheden van vrouwen in haar tijd die zij al besefte op haar dertiende: “Je moet naar Madagaskar gaan! Daar leiden vrouwen pas een vrij en ongebonden leven.”