10 oktober 1861 – 13 mei 1930
“We all have a Land of Beyond to seek in our life. Our part is to find the trail that leads to it,” aldus Fridtjof Nansen. Als wereldkampioen schaatsen, wetenschapper, diplomaat, Nobelprijswinnaar én ontdekkingsreiziger vond hij zijn eigen pad. In die laatste rol was hij de eerste die dwars over de Groenlandse ijskap skiede, en liet hij zich vastvriezen in de Arctische wateren in een poging de noordpool te bereiken. Een portret van een uitzonderlijk mens.
Fridtjof Nansen werd op 10 oktober 1861 geboren als zoon van advocaat Baldur Nansen en Adelaide Wedel-Jarlsberg in Store Frøen, een dorpje niet ver van Christiania (het huidige Oslo). Met twee jaar stond hij op de ski’s, met achttien jaar brak hij het wereldrecord schaatsen op de 1.600 meter en op zijn negentiende was hij nationaal kampioen cross country skiing. Toen zijn moeder in 1877 overleed, verhuisde hij met zijn vader en broer naar Christiania. Daar ging hij zoölogie studeren. Hij legde zich toe op het Arctische zeeleven, en deed wetenschappelijk onderzoek in de poolwateren. Tijdens een van deze onderzoeken vatte hij het plan de Groenlandse ijskap te verkennen, iets wat niemand daarvoor ooit had gedaan.
Hij werd curator zoölogie in het Museum van Bergen, waar hij zich specialiseerde in het centraal zenuwstelsel van zeedieren. Ook begon hij zijn Groenlandse plan vorm te geven. Nansen had hier hele eigen ideeën over, die niet door iedereen even serieus werden genomen. Zo wilde hij een tocht maken van oost naar west met een klein select gezelschap in plaats van van west naar oost met een grote groep, zoals zijn voorgangers hadden geprobeerd. Verder bedacht hij een innovatieve uitrusting, zoals dunnere maar warmere slaapzakken, gelaagde kleding en speciaal kookgerei.
De Noorse regering had echter weinig vertrouwen in de vernieuwende ideeën van Nansen en weigerde financiële steun. Maar de Deense zakenman Augustin Gamél geloofde er wel in, evenals enkele studenten van de universiteit die aanvullende fondsen wierven. Nansen selecteerde een kleine groep ervaren skiërs met kennis van de extreme arctische omstandigheden, en vertrok op 3 juni 1888 vanuit IJsland naar Groenland.
Het plan was om vanuit de Sermiluk fjord dwars over Groenland naar Christianhaab te skiën. Ze lieten zich in kajaks afzetten nabij de Sermiluk fjord, maar dreven te ver af naar het zuiden. Ze roeiden tweehonderd kilometer terug om in de Umivik Baai aan land te gaan. Van daaruit zouden ze nu naar Godthaab skiën met sledes achter zich aan. Met temperaturen van -45 graden Celsius over hoogten tot 2.719 meter door zware sneeuw- en ijsstormen bereikten ze uiteindelijk de rand van een fjord. Daar maakten ze een boot van hun sledes en tenten waarmee ze naar Godthaab roeiden. De doorsteek had 49 dagen geduurd. In Christiania werden ze als helden binnengehaald door tienduizenden mensen. Nansen ontving diverse binnen- en buitenlandse onderscheidingen voor zijn prestatie.
De grote troef was de boot waarmee hij zijn reis wilde ondernemen.
In 1881 verging het schip USS Jeanette voor de kust van Siberië. Toen drie jaar later resten ervan aanspoelden op de Groenlandse kust, zette dit Nansen aan het denken. Dit impliceerde een oceaanstroom van oost naar west dwars over de poolzee – en wellicht ook over de toen nog nooit bereikte geografische noordpool. Volgens Nansen zou het mogelijk zijn de noordpool zonder veel moeite te bereiken door met deze stroom mee te drijven. Hij werkte een gedetailleerd plan uit, dat opnieuw door velen werd afgefakkeld.
“An illogical scheme of self destruction,” noemde de poolreiziger Adolphus Greely zijn plan.
Toch lukte het Nansen geld bij elkaar te krijgen voor de uitvoering ervan.
De grote troef was de boot waarmee hij zijn reis wilde ondernemen. Die moest bestand zijn tegen de krachten van het ijs. Nansen had een bepaalde vorm in gedachte, waarbij de boot niet door deze krachten zou worden samengedrukt, maar door het ijs zou worden omringd en voortgestuwd.
Hij gaf botenbouwer Colin Archer de opdracht dit schip te bouwen. Het moest vijf jaar aan brandstof en voorzieningen voor twaalf man kunnen vervoeren. Snelheid en wendbaarheid waren ondergeschikt aan het vermogen een veilige en warme schuilplaats te bieden als het schip eenmaal was vastgevroren en meedreef op het ijs. Het schip werd Fram (Vooruit) gedoopt. Op 6 oktober 1892 werd zij te water gelaten.
Uit duizend gegadigden koos Nansen twaalf mannen die bereid waren zich met hem op de Fram in het poolijs te laten vastvriezen om er na een aantal jaren aan de andere kant van de poolzee weer uit te geraken. Als het goed was…
Fram verliet Christiania op 24 juni 1893. Op 20 september voeren ze ergens boven Siberië en werden de motoren stopgezet. De Fram vroor vast in het ijs en begon aan haar jarenlange drijftocht over de poolzee. De mannen hoefden zich niet te vervelen.
“Wij hebben ook een rijkdom van boeken, van alle soorten, – dank verscheidene vrienden der expeditie – en spellen in alle soorten, ook een orgel en andere muziekinstrumenten. Wij kunnen dus muziek maken, lezen en als dat ons niet langer bezig houdt, schaak, domino, halma, kaarten of wat wij verkiezen spelen. Ik geloof niet dat de winter ons lang zal vallen, al duurt de nacht ook zes maanden,” schreef hij.
En verder: “Geestrijke dranken worden niet toegestaan; tabak zal in kleine rantsoenen aan boord worden uitgedeeld.”
Ook gingen er meer dan dertig sledehonden mee.
Toen ze ruim een jaar lang vastgevroren met de stroom meedreven, berekende Nansen dat ze waarschijnlijk niet over de geografische noordpool zouden drijven. Hij stelde voor om samen met Hjalmer Johansen van boord te gaan om met de honden naar de noordpool te sleeën. De rest van de bemanning bleef aan boord onder leiding van Otto Sverdrup. Op 14 maart 1895 namen Nansen en Johansen afscheid van de anderen en begonnen aan hun tocht naar de noordpool. Fram dreef verder richting Noord-Atlantische Oceaan.
De noordpool haalden Nansen en Johansen echter niet. Bang dat hun voorraden zouden opraken, keerden ze op 3 april op hun schreden terug. Wel vestigden ze een nieuw wereldrecord: geen mens was tot dan toe noordelijker geweest dan zij.
Hun plan was nu naar Franz Jozefland te sleeën. Ze vergaten echter hun chronometers op tijd op te winden, waardoor ze hun exacte coördinaten niet meer wisten. Ten slotte bereikten ze wel land, maar ze wisten niet zeker of dit Franz Jozefland was of dat ze een nog onontdekt land hadden bereikt. Op 6 augustus schoten ze hun laatste honden dood – vanaf 24 april hadden ze telkens de zwakste gedood om de andere dieren mee te voeren – en bouwden een hut op het ijs, waar ze de daaropvolgende acht maanden verbleven. Ze voedden zich met beren-, walrus- en zeehondenvlees. Pas op 19 mei 1896 lieten de omstandigheden het toe weer verder te reizen in zelfgemaakte kajaks.
Ze moesten een noodstop maken nadat ze door een walrus waren aangevallen. Eenmaal aan land, hoorde Nansen hondengeblaf en mensenstemmen en even later stond hij oog in oog met de Britse ontdekkingsreiziger Frederick Jackson. Beiden waren stomverbaasd.
“You are Nansen, aren’t you?” stamelde Jackson.
“Yes, I am Nansen,” zei de verbijsterde Nansen terug.
Het was 17 juni 1896.
Met een bevoorradingsschip van Jackson konden ze meevaren naar de Noorse havenplaats Vardø. In de tussentijd was ook de Fram gesignaleerd. Ze was ten noorden van Spitsbergen uit het ijs gekomen – precies zoals Nansen had voorspeld – en inmiddels op weg naar Tromsø. Daar werd de voltallige bemanning weer met elkaar verenigd. Nansen schreef een boek over zijn reis: Farthest North. Met de opbrengsten van dit boek was zijn hele leven financieel verzekerd.
In 1922 ontving Fridtjof Nansen de Nobelprijs voor de Vrede voor zijn tomeloze inzet voor vluchtelingen.
Nansen was groot pleitbezorger van de onafhankelijkheid van Noorwegen – dat toen onder de Noors-Zweedse Unie viel. Daarom vroeg de Noorse minister-president Christian Michels hem midden in de politieke verwikkelingen hierover in het geheim naar Denemarken af te reizen om de Deense prins Charles over te halen de Noorse kroon te bestijgen. De missie slaagde, waarmee de diplomaat Fridtjof Nansen was geboren. Van 1906 tot 1908 was hij ambassadeur in Londen. Hij bleef ook altijd wetenschapper, en werd adviseur voor vele reizigers naar de poolgebieden. De Fram stelde hij ter beschikking aan Roald Amundsen die ermee naar de zuidpool voer. Hij kreeg vijf kinderen met zijn vrouw Eva Sars, een vermaard mezzosopraan en pionier vrouwenskiën.
Na de Eerste Wereldoorlog werd de League of Nations opgezet, de voorloper van de verenigde Naties. Nansen werd president van de Norwegian League of Nations Society, waarin hij zich hard maakte voor de repatriëring van een half miljoen krijgsgevangenen in verschillende landen. Als Hoge Commissaris voor Vluchtelingen kreeg hij in 1921 de opdracht opvang te organiseren voor twee miljoen Russische vluchtelingen die door de Russische Revolutie hun land waren ontvlucht. Een groot probleem voor deze mensen was het gebrek aan een identiteitsbewijs. Nansen bedacht hier een speciaal document voor, dat bekend werd als het Nansen-paspoort. In 1922 ontving Fridtjof Nansen de Nobelprijs voor de Vrede voor zijn tomeloze inzet voor vluchtelingen.
Hij bleef zich inzetten voor oorlogsslachtoffers. Zo bemiddelde hij in de Grieks-Turkse oorlog, en probeerde hij vluchtelingenkampen op te zetten voor de slachtoffers van de Armeense genocide. Dat laatste lukte hem niet. De kwestie bleef hem na aan het hart liggen, en hij schreef er drie boeken over.
In 1926 keerde hij terug naar de wetenschap en werd hij rector van de University of St. Andrews in Schotland. In zijn inaugurale rede sprak hij de studenten toe:
“We all have a Land of Beyond to seek in our life – what more can we ask? Our part is to find the trail that leads to it. A long trail, a hard trail, maybe; but the call comes to us, and we have to go. Rooted deep in the nature of every one of us is the spirit of adventure, the call of the wild – vibrating under all our actions, making life deeper and higher and nobler.”
Vier jaar later stierf hij onverwachts aan een hartaanval. Fridtjof Nansen werd 68 jaar.